|
Wie gisteren zei: Ik vlieg zegt vandaag Ik vloog. |
||
|
En dan het woord zoeken, dat vervoegt men tot: Ik zocht. |
||
|
Bij roepen hoort riep, maar bij snoepen geen sniep. |
||
|
En evenmin hoort bij slopen geen sliep, |
||
|
en nu ziet u terstond, |
||
|
Van raden komt ried, maar van laden geen lied. |
||
|
Bij geven dus: Ik gaf, maar niet: leven, Ik laf. |
||
|
Het is: Ik eet en: Ik at, |
||
|
Het volgende is bijna te bont: |
||
|
Zo kan ik wel doorgaan tot volgende week, |
||